Elke koe op ons bedrijf krijgt gemiddeld elk jaar een kalfje. Dat is nodig om de melkproductie op gang te houden. Alle vrouwelijke kalfjes, die we vaars noemen, blijven bij ons op het bedrijf. De mannelijke kalfjes, stiertjes, gaan na enkele weken naar een speciale stierenhouderij.

De kalfjes staan de eerste paar weken in een afzonderlijk hokje, daar krijgen ze speciale aandacht en er is snel te zien als er iets met het kalfje aan de hand is. De eerste dagen krijgt het kalfje biest-melk van de moeder-koe. Biest is de eerste melk die een koe geeft, nadat deze gekalfd heeft. Dit is heel belangrijk voor het kalfje, omdat het kalfje hierdoor veel weerstand opbouwt. Deze melk is wat dikker en geler van kleur. Na enkele dagen gaat het kalfje over op poedermelk.

Als het goed gaat met het kalfje, wat meestal het geval is, dan komt zij in een groot strohok met meerdere kalfjes (max 15 stuks). Zij krijgt dan een halsband om met een zender en vanaf dan krijgt zij op een geautomatiseerde manier melk via de kalverdrinkautomaat (Voor uitleg zie automatisering-kalverdrinkautomaat). Na enkele maanden gaat het kalf over op vast voedsel en water(o.a. brokjes, stro, hooi en maïs).

Als het kalf 1 jaar en 3 maanden oud is, en zij wordt tochtig (vruchtbaar) dan wordt zij geïnsemineerd. Dit gebeurt door de boer zelf met een sperma-rietje welke op voorraad in een stik-stof-vat bewaard wordt. Op deze manier krijgt deze vaars haar eerste kalfje, als zij ongeveer 2 jaar oud is. Na het kalven wordt de koe voor de eerste keer gemolken in de melkrobot.

3 Maanden na het kalven, wordt de koe weer opnieuw geïnsemineerd. Het melken gaat dan gewoon door en de koe blijft in de groep van de melkkoeien lopen.

6 Weken voor de verwachtte kalf-datum krijgt de koe een rustperiode. De melkafgifte is dan al flink gedaald en in deze 6 weken wordt de koe niet gemolken. De ‘droge koeien’, zoals deze groep genoemd wordt, hebben een vrij uitloop naar de wei buiten. Deze beweging is goed voor de hoog-zwangere koe.

Eén week voor de verwachtte kalf-datum komt de koe in een groot strohok. Daar kan zij op haar gemak rusten en zich voorbereiden op de aanstaande bevalling. De meeste bevallingen lopen geheel vanzelf en behoeven geen hulp van de boer. Soms, als de bevalling te lang duurt, komt er hulp aan te pas. De boer en/of de dierenarts assisteert dan bij de bevalling. In uitzonderingsgevallen (minder dan 0,5%) komt het kalf met een keizersnede ter wereld.