Elk jaar wordt er 7 tot 10 Ha. land gebruikt voor het verbouwen van aardappels. Deze aardappels zijn niet bestemd als voer voor de koeien, maar voor de menselijke consumptie. In ons geval gaan ze naar Peka Kroef in Odiliapeel en worden er krieltjes van gemaakt.

De poot-aardappels worden omstreeks april in de grond gestopt waarbij er een soort bultje zand overheen gemaakt wordt. In deze rug gaat de pootaardappel groeien en vormt wortels. Aan de wortels (onder de grond) komen de aardappels te zitten. Deze aardappels komen nu mooi in deze ‘zand-rug’ groeien.

 
De kleine pootaardappel schiet uit en komt boven de grond. Deze plant is erg gevoelig voor ziekten, en daarom moet er wekelijks met een bestrijdingsmiddel worden bespoten.

Als de aardappels aan de wortel van de plant groot genoeg zijn, wordt de plant dood gespoten. Hierdoor gaat de aardappel een schil vormen. Als je dit niet doet kan je de aardappel wel op-eten, maar niet lang bewaren. Door de schil-vorming is de aardappel dus langer houdbaar.

De aardappels worden uit de grond gehaald met een aardappel-rooi-machine. Dit gebeurt omstreeks september/oktober. De machine schept de hele aardappel-zand-rug op. Op diverse banden in de machine wordt het zand eruit geschud en blijven alleen de aardappels op de band liggen. De band draait dan langzaam in een grote opvangbak. Deze bak wordt elke keer geleegd in een vrachtwagen, zodat de aardappels naar de plaats van bestemming getransporteerd kunnen worden.